De trap op

architectuur ・ publiek-domein ・ stadsontwikkeling ・ stedenbouw ・ tuin

Onlangs was ik weer in mijn geliefde Berlijn. Na zeven jaar inwoner te zijn geweest is het altijd spannend hoe ik op de stad -en de stad op mij reageert. Maar daarover een andere keer. Telkens als ik in Berlijn ben ga ik op zoek naar nieuwe gebouwen. Zo’n tachtig procent wat wordt neergezet is het bekijken niet waard -gaaaaap, weer natuursteen, weer verspringende ramen, weer gesloten bouwblok- en niet voor mijn inspiratie bedoeld. Maar het Terrassenhaus is dat zeker wel. Op een restkavel in Berlijn-Wedding is een bruut van een ding neergezet. Wedding is zo’n buurt waarvan iedereen al jaren zegt (en hoopt) dat het dé next hippe buurt wordt. Alleen: niemand zegt wanneer. Er werden in het verleden bijzondere magazines gemaakt: Der Wedding, Das Magazin für Alltagskultur, die het karakter van Wedding scherp weergaven. Die hoop blijft, maar het weerbarstige (arbeiders/migranten)karakter van Wedding heeft helemaal geen zin om een opkomende buurt te zijn. Je proeft dat in alle straten. Zo niet in de Böttgerstrasse. Daar staat dit fantastische Terrassenhaus van architecten Brandlhuber + Emde, Burlon + Muck Petzet. Zie hier beelden van de opening.

Terrassen

Het gebouw met ateliers overdekt de Böttcherstraat gedeeltelijk. Aan de achterkant komt de terrasvorm van het gebouw het beste tot zijn recht. Daar zijn terrassen van ca. zes meter diep gelegen. Die terrassen vormen de ontsluiting van de ateliers. Het was grappig om te zien hoe gebruikers hun ‘eigen’ gebiedje hadden afgebakend. Want het is een soort van half openbare ruimte. De terreinveroveringsdrift van de mens is universeel en globaal.

 

Het gebouw is een groot brok beton, waarbij binnen en buiten vloeiend in elkaar overlopen. Het ziet er uit alsof tien minuten geleden de multiplex bekistingsplaten van de gevel zijn gehaald. Twee trappen aan weerszijden zorgen ervoor dat je de ateliers kan bereiken. Die zijn uiteraard ook via een lift te bereiken, maar die lift moet je echt zoeken. Het dak is gemeenschappelijk en biedt schitterend uitzicht, onder meer op Gesundbrunnen en de overgebleven Tweede Wereldoorlogbunker Humboldthain. Berlijn kent relatief weinig hoogbouw zodat je op deze plek ver zicht in alle richtingen hebt.

Er is geen regenafwateringssysteem. Het water klettert als vanzelf de tuin in, omdat de vlakken van de verdiepingen licht schuin aflopen. In de tuin staat een door Brandlhuber ontworpen kippenhok. Elke ateliergebruiker heeft recht op een kip in die gemeenschappelijke tuin. Onderin het gebouw is een kantineachtig café. Uiteraard wordt hier de onvermijdelijke yoga gegeven.

 

 

Dichtheid verhogen en ruimte delen

De architecten hebben het bestemmingsplan uit 1958 -dat alleen commercieel gebruik toestaat- aangewend om de opdrachtgever te overtuigen het kavel vol te bouwen. Die wilde aanvankelijk slechts kleinschalig ontwikkelen. Heeft zo’n opdrachtgever niet een verantwoordelijkheid naar de stad toe om op deze strategische plek in de stad te verdichten? was de gedachte van de architecten. Dat is gelukt. Hier is niet iedere vierkante uitgebuit en privaat gemaakt, maar is veel buitenruimte behouden en toegankelijk gemaakt voor buurtbewoners. Dichtheid verhogen en ruimte delen: stedenbouw en stadsontwikkeling volgens het boekje. Zoals het op meer plekken in de stad zou moeten plaatsvinden.

Totaalconcept

Terug in Amsterdam dacht ik aan mijn bezoek aan het Sluishuis op Amsterdam-IJburg, van BIG en Barcode Architects. Prachtig, daar niet van. Ook daar is een trap geïntegreerd in het gebouw. Niet bedoeld om de woningen te ontsluiten; dat gebeurt via een interne corridor. Zo’n hotelconstructie, u kent het wel, een gang met tapijt en aan twee kanten toegangsdeuren van appartementen. Ik raad iedereen aan deze trap -best een end, neem goede conditie mee- te bestijgen. Ook hier overweldigend uitzicht: van de kneuterige houten huisjes in Durgerdam tot de torens op de Zuidas. Voor langs en in het Sluishuis wordt gevaren en gezwommen. Een icoon van jewelste. “De kracht van het Sluishuis zit in het totaalontwerp” kopte Architectenweb. Daar begint mijn zomerse sandaal te wringen.

Toe-eigenen

Het is appels met Birnen vergelijken, het Sluishuis met het Terrassenhaus. Toch ook niet. Beide trachten de plek in de stad ten volste uit te nutten. Beide zijn daarin geslaagd. Beide werken met trappen, om het private gebouw meer openbaarheid te geven. Daar slagen beide ook in. Maar waar de perfectie van het Sluishuis als totaalconcept me tegen staat, omdat het zo hermetisch is, verrast en prikkelt zo’n Terrassenhaus me veel meer. Dat is niet zo af als dat Sluishuis. In besprekingen van het Sluishuis werd al voorzichtig geopperd dat de perfectie die het uitstraalt teniet zou worden gedaan zodra de eerste bewoner een wasrek met frisse witte was op zijn ultrastrak vormgegeven balkonnetje zou zetten. Die lastige bewoners ook altijd! Terwijl het neerzetten van een wasrekje bij het Terrassenhaus een teken is van leven, juist in zo’n betonnen bruut. Een wasrekje neerzetten is daar voorwaarde, een middel om je het gebouw toe te eigenen. Dat kan bij het Sluishuis niet. Dan verstoor je het totaalconcept.

Aan de andere kant: wie erg gesteld is op heldere scheiding openbaar met privé, wie veiligheid voor alles vindt gaan moet niet in het Terrassenhaus neerstrijken. Als gebruiker moet je daar over grenzen leren ontwikkelen, leren afbakenen, leren onderhandelen. Veel mensen kunnen of willen dat niet, of hebben daar geen zin in. Gaat wonen en leven in een stad niet bij uitstek over grenzen afbakenen?

Het Terrassenhaus beviel ook zo goed omdat het de discussie over ‘neutrale, flexibele gebouwen’ in een ander daglicht stelt. Dit gebouw is allesbehalve neutraal, nogal dominant zelfs.Tegelijk vielen de ruime proporties van de ruimtes me op, waarmee flexibiliteit absoluut mogelijk is. Ruimtes zijn hier helemaal niet als flexibel gedefinieerd of gedimensioneerd, maar bieden jou de mogelijkheid om er wat van te maken, als je wilt. En kunt.

Afsluiten?

Je ziet het al aankomen: die nu nog toegankelijke trappen in het Sluishuis (door de huismeester met een hek af te sluiten) worden op een gegeven moment permanent dicht gegooid. Zeker omdat die trap vlak langs de terrassen van de woningen gaat. En ergens ook uitnodigt op op het dak een feestje te gaan vieren. Waar in Duitsland vooraf wordt gezorgd dat iets niet uit de hand loopt, vaak met vervelende verbodsborden (altijd met een uitroepteken op het eind) wachten we in Nederland onder het mom van ‘alles moet kunnen’ altijd tot het uit de hand loopt. Daarna wordt dan iets voorgoed afgesloten. Ik wens het Sluishuis dit niet toe. Het Terrassenhaus trouwens ook niet.

TIP: Lees het zeer lezenswaardige artikel Dakdromen over wat we eigenlijk hebben te zoeken op het dak hier