De UWAH-trend

2 oktober 2020   architectuur ・ stadsontwikkeling ・ toerisme ・ trends

Korte hoogtij of eeuwigdurend?

Ineens was hij daar: de UWAH-hashtag. Op advies van Els, die me op Twitter attendeerde om dit bijzondere fenomeen een bijbehorende hashtag te geven. Sindsdien loopt het bijna storm en wijzen medetwitterlingen me op het zoveelste gebouw dat van functie veranderd. Waar staat de hashtag voor? UWAH betekent: Uiteindelijk Wordt Alles Horeca. Een zinsnede die binnen mijn vriendenkring regelmatig klonk, als we langs een oude fabriek liepen die werd verhipsterd om door middel van horeca niet-winstgevende programmaonderdelen te kruisfinancieren. In ben er meer en meer op gaan letten en voor ik het wist kon ik minstens een keer per week een nieuw exemplarisch UWAH-voorbeeld twitteren. Wat aanvankelijk een grappige lijst voorbeelden leek (kerk, klooster, kasteel, boerenschuur, brugwachtershuisje, bankgebouw; je kan het zo gek niet bedenken of het ver-UWAH-t) werd langzamerhand iets waar vragen over rezen. Is het inderdaad zo, dat uiteindelijk alles horeca wordt? Is het de enige redding voor oude gebouwen? En is dat oké, of juist heel slecht? Wat steekt erachter? Welke trends en ontwikkelingen liggen hieraan ten grondslag? Wordt Nederland een groot horecaparadijs?

 

‘Kerk, klooster, kasteel, boerenschuur, brugwachtershuisje, bankgebouw; je kan het zo gek niet bedenken of het ver-UWAH-t’

Steeds uithuiziger

Harde economische cijfers laten zien dat Nederland steeds meer uithuizig eet en drinkt. Daar is steeds meer ruimte voor nodig. Waar de gemiddelde kantoorklerk met minder en minder vierkante meters moet worstelen om in zijn flexkantoor zijn werk te kunnen doen, neemt horeca in vierkante meters alleen maar toe. Tel daarbij op de hoge behoefte aan authenticiteit, mix dat met een scheutje onbevredigende behoefte aan beleving en voilà: het lijkt volstrekt logisch om ieder oud gebouw in horecagoud te veranderen. Is dit een tijdelijke trend? Ik vermoed van niet. De tijd van het functionalisme is voorbij. Alles en iedereen mengt en blurt dat het een aard heeft. Niet alleen in het dagelijks woon-werk- en recreatieverkeer: ook identiteiten houden zich allang niet meer aan de hokjes van vroeger.

 

Positief

De persoonlijke ruimtelijke ordening van de Nederlander vraagt volstrekt andere ruimtelijke ordening van de vaak van overheidswege opgelegde ruimtelijke ordening. Daar kan je als stadsplanner, ontwerper en beleidsmaker natuurlijk van in de stress schieten. Een gemiddeld bestemmingsplannen staan blurring niet toe. Maar je kan deze trend ook positief bezien. Menig gebouw is er niet alleen fysiek van opgeknapt; het horeca-aspect, waar het draait om gezelligheid, om elkaar ontmoeten, maar ook om te kijken en genieten maakt veel voorheen dode plekken aangename stedelijke of dorpse verblijfslocaties. Zaak blijft wel om te voorkomen dat de verhorecaisering leidt tot verfilialissering. Of dat alles concept wordt dat wordt uitgerold, doorgepakt en opgeschaald. Uiteraard is de klant koning en kameleonistisch in zijn gedrag; nooit tevreden en altijd op zoek naar iets nieuws. Maar het zou zonde zijn als het karakter van kerk, kasteel, klooster of kelder, kathedraal, kapel, kot en krocht onder een dikke laag horecaconcept zou verdwijnen om de wispelturige klant te bevredigen. Het karakteristieke van de plek zou bovenaan moeten staan bij de transformatieopgave. De grootste vrees is natuurlijk een Starbucks in een Starbucks, naast een Starbucks, zoals de Britse comedyserie Little Britain ooit treffend liet zien.

Nu alleen nog de laptopwerkersplaag in zien te dammen. Want die maken voormalig kerk, klooster en fabriek die omgetoverd zijn tot mooie horeca er niet altijd gezelliger op.

 

Deze column is verschenen in het boek ‘Een slimme stad, zo doe je dat‘ in 2019