Überholautorität

bewegen ・ publiek-domein ・ trends

Ergens tussen 2008 en 2015 bezocht ik in mijn favoriete Museum der Dinge in Berlijn een lezing over ontwerp en ethiek. Spreker was Rainer Erlinger, destijds columnist (‘Moralcolumnist” op z’n Duits) in het Süddeutsche Zeitung-Magazine waar hij elke week een lezersvraag behandelde.

Onderwerp van zijn lezing was in hoeverre ontwerp mensen de juiste, of de verkeerde richting op kan sturen. Uiterst interessant. De dubbelgepromoveerde Erlinger (die door zijn arts- én advocatentitel in de gemeenschappelijke vriendenkring stelselmatig “Docter Docter” werd genoemd) haalde een prachtterm aan: Überholautorität. Vrij vertaald: inhaalautoriteit. Hij doelde op het effect dat de voorkant (de grille) van een auto moet bewerkstelligen. Zo eentje die je boos en dreigend aankijkt. Met beelden toonde hij overtuigend aan, dat sommige voorkanten zó ontworpen zijn, dat je subiet een baan naar rechts opschuift, als je op de Autobahn zo’n autogrille in je achteruitkijkspiegel signaleert.

Door de VanMoofperikelen dacht ik de afgelopen weken aan de lezing terug. Los van de vele goeie en minder groeie grappen dacht ik: het gaat om iets anders. Wordt door ontwerp (on)bewust gestuurd? Krijgen autogrille-ontwerpers daadwerkelijk van hogeren de opdracht om zo’n autoritaire autovoorkant te ontwerpen? Hoe moralistisch of anti moralistisch is dat eigenlijk? Is dit een uitwas van het kapitalisme? Move over, ik heb geld en ga sneller!

Nu de VanMooffiets door een faillissement in een ander daglicht is komen te staan -van hippe yuppenfiets tot loserbike- kwam de Überholautorität weer bij me naar boven. Net als vele anderen erger ik me aan het arrogantie rijgedrag van de VanMoofrijder. Het automatisme waarmee ze, omdat ze sneller gaan dan de rest, hun neus omhoogsteken. Het gros met Airpods in de oren, zodat ze zich helemaal lekker in hun eigen ikje kunnen terugtrekken en zich om niets of niemand hoeven te bekommeren. Zij gaan immers harder, sneller en dus beter dan jou, op je onelektieke ouwe roestbak. Een strakke, matzwarte of andere hip gekleurde fiets die een doodshoofd laat zien en gaat grommen als je te dichtbij komt of ‘m onwelgevallig aanraakt. Snelheid als verleidelijk statussymbool. Zou het ontwerp van de VanMooffiets zijn ingestoken door Überholautorität? Is de ontwerper zich bewust geweest, van het statusverhogende effect van het ontwerp?

‘Ontwerpethiek is de grote logge olifant’

Die arme (sic) VanMoofberijder kun je het niet kwalijk nemen, dat hij zich gaat gedragen naar hoe de fiets er uit ziet. Het vlees is zwak. In de VanMoofdiscussie krijgt de berijder, niet de ontwerper de schuld. Dat geen enkele journalist de ontwerper heeft bevraagd: wat was eigenlijk je gedachte, toen je dat ding ontwierp, verbaast mij in hoge mate. Ontwerpethiek (of: het gebrek eraan) is de grote logge olifant in de stedelijke kamer, waar de VanMoofontwerper keihard elektriek van wegfietst.