Vakantie­favoriet Vennenbos

architectuur ・ groen ・ toerisme ・ tuin

Voor werk was ik een paar dagen in Noord-Brabant. Daar vond ik kans om veertig jaar terug in de tijd te gaan. Vlakbij de werklocatie ligt vakantiepark Het Vennenbos. Ik ging er kijken. Opvallend weinig is er in veertig jaar veranderd.

Sporthuis Centrum

In het zeer fijne Van Tent tot Villa; Het vakantiepark in Nederland 1920- nu, waarin architectuurhistoricus Mieke Dings een zeer uitgebreide geschiedschrijving van het vakantiepark in Nederland doet, wordt aandacht aan de parken van Sporthuis Centrum besteedt. Als in Nederland de grijze jaren vijftig over zijn en in de jaren zestig de welvaartsgroei een sprintje trekt groeit het verlangen naar een vakantie- of tweede huisje navenant. Lang niet iedereen wil of kan zo’n tweede huisje bezitten. Daar wordt door Piet Derksen, de eigenaar van sportwinkel Sporthuis Centrum, slim op ingespeeld. Hij denkt na over vakantieparken met tweede huisjes voor de verhuur. Om de parken aantrekkelijk maar tegelijk efficiënt te ontwikkelen schakelt Derksen architect J. Bakema in, van het bureau Van de Broek en Bakema, onder meer bekend van het ontwerp van de Lijnbaan in Rotterdam. Derksen combineerde de vraag naar tweede huisjes met die naar vakantie. Niet iedereen had zin om urenlang in de auto te zitten, op weg naar een vakantiehuisje in een ander land. Je zou dicht bij huis een comfortabele vakantie mogelijk moeten maken was zijn idee. Zijn samenwerking met Bakema leidde in 1968 tot het eerste vakantiepark van Sporthuis Centrum: De Lommerbergen in Reuver, Limburg.

‘Weg, groen, huisje, groen, water, groen huisje, groen, weg’

Door de huisjes te schakelen bleef er meer bos over. Daar zat de kracht. De huisjes kregen aan de tuinkant grote glazen puien, waardoor je altijd op de natuur uitkeek. De schakeling zorgde eveneens voor voldoende privacy, zodat je niets van je buren merkte. Dat had je thuis vaak al genoeg, dat wil je op vakantie niet nog erbij hebben. De Lommerbergen combineerde de luxe van een tweede huisje met die van vermaaksvoorzieningen van vakantieparken: zwembad, sportterrein, horeca en een kleine supermarkt. Dat was voor die tijd echt vernieuwend. Het Vennenbos ontstond op een kavel langs de E3/A67 in Bladel. De gemeente had op het terrein langs de snelweg aanvankelijk een industriegebied bedacht, maar bood het aan Derksen aan omdat in dit gebied recreatievoorzieningen aan de behoefte voldeden. Bakema heeft bij Het Vennenbos samen met medewerker Klopma het terrein omgevormd tot natuur met huisjes. Deels is grond afgegraven, waar vennetjes van werden aangelegd. De eenlaagse bungalows liggen, soms met 15 aan elkaar geschakeld, langs de vennen, zodat bijna iedere bungalow uitkijkt op de natuur. Ook al is deze gecreëerd en niet natuurlijk ontstaan. Een simpele eenrichtingsweg waar niet aan geparkeerd mocht worden, in combinatie met de bungalow en het groen leverde een formule op die in andere parken eveneens met succes is toegepast: weg, groen, huisje, groen, water, groen huisje, groen, weg. Het Vennenbos had een centrum met zwembad, danszaal, restaurant, supermarkt, slager, kapper, boetiek (how very seventies) midgetgolfbaan en botenverhuur. Door deze voorzieningen bleven vakantiegangers langer op het park en werd de natuur eromheen niet aangetast, was de gedachte. Dat vond de overheid een prima ontwikkeling, als de dood voor ongebreidelde recreatie als ze was. Er staan circa 500 bungalows op 50 hectare terrein.

De bungalows zijn sober en daardoor tegelijkertijd tijdloos chique. Ze zijn gebouwd van betonnen B2-blokken. Het verhaal gaat dat een bouwvakker, staande op zijn speciekuip, de laatste B2-stenen op elkaar kon stapelen, zodat er geen steiger nodig was voor de eenlaagse bungalows. Dat scheelde bouwtijd, maar leidde overigens wel tot lage plafonds. Die bestonden uit zwarte balken, waartussen witte houtwolcementplaten waren bevestigd. Goed tegen brand en goed tegen de klankkast die de bungalow anders zou zijn geworden. Voor de hygiëne was de bungalowvloer volledig bedekt met bruine plavuizen. Zwarte houten delen en eenvoudige kozijnen maakten de bungalows af. De luxe zat vooral in de aanwezigheid van open haard (want die hadden we thuis niet. Wij hadden centrale verwarming. Wij dachten dat dát al heel modern was), ligbad en kleurentelevisie. Stapelbedden en geeloranje gordijnen waren in iedere bungalow te vinden. Ik herinner me vooral het daklicht boven het keukenblok. En dat die betonstenen flink konden schuren aan je handen en knieën. Waarom herinner ik me dat? Omdat ik 40 jaar geleden eens in zo’n bungalow heb gelogeerd met het hele gezin. Het toppunt van luxe, omdat daarvoor het gezin kampeerde in tenten op de Veluwe.

‘Hoe kleiner de huisjes, hoe meer natuur er overblijft, was de gedachte van Bakema’

Hoe ziet het park er veertig jaar later uit? Opvallend fris. De vondst van het schakelen is en blijft briljant. Geen inkijk naar de buren, 100% uitkijk op het groen. De bungalows vond ik wel klein, maar spiedend op Landal,de huidige eigenaar van het park, zie ik dat ze inderdaad niet groot zijn: 57 vierkante meter voor vijf personen. Hoe kleiner de huisjes, hoe meer natuur er overblijft, was de gedachte van Bakema. En je ziet wat het is, geen opsmuk, geen tierlantijnen. Het huisje ‘mocht niet liegen’ van Bakema. Zelfs de oranjegele gordijnen waren er nog te vinden. En het raampje naast de schoorsteen, op kinderhoogte aangebracht. Bakema hield zelfs nauwlettend in de gaten of de infrastructuur niet teveel herinnerden aan de stedelijke thuiswereld. Het asfalt van de wegen werd daarom grover dan dat in de stad, het straatmeubilair en de bruggetjes werden van hout gemaakt. Het deed rustiek maar ook vanzelfsprekend aan.

Het centrum, waar ik als kind naar het zwembad ging, midgetgolf speelde en zowat iedere avond van de nouveauté van dat moment –softijs- mocht genieten was aangepast aan de eisen van de vakantieganger van nu. Er waren meerdere horecazaken te vinden (die waarschijnlijk allemaal vanuit een keuken worden bevoorraad, maar het gaat om de illusie dat je een week lang gevarieerd uit eten kan). Het subtropisch zwemparadijs was er nog steeds. Omgeven door veel planten die niet plastic maar echt waren. De speelhal vol gokautomaten was het enige smetje op mijn herinnering. Dat gaf een armoedige uitstraling. Maar een park als Het Vennenbos is bedoeld voor mensen met een kleine beurs.

 

Er viel me nog iets op. Geen een woning heeft een privétuin. De bungalows hebben allemaal een terrasje met tuinstoelen en dan BAM! meteen natuur. Ze deden me denken aan de Meisterhäuser in Dessau, die ten tijde van de Bauhaus-beweging zijn gebouwd. Deze modelwoningen van de Bauhausbeweging staan ook ‘plomp’ in het bos en dat maakt de overgang tussen woning en natuur vloeiend. Ik ken voorbeelden uit Scandinavië waar op een dergelijke manier woningen in de natuur staan. Erg mooi.

Bakema gebruikte de ontwikkeling van vakantieparken om te experimenteren met woningbouw. Vakantieparken als deze laten zien dat mensen best bereid zijn om de auto niet voor de deur te parkeren, om klein maar efficiënt te wonen, om natuur dicht bij huis te krijgen. Deze parken zijn inspiratiebron geweest voor menig gewone woonwijken. Moge deze vakantieparken anno nu wederom tot inspiratie dienen. Zeker gezien de discussie over nieuwe woningen bouwen, die zich ernstig vernauwt tot verdichten in de bestaande stad versus uitbreiden op het zand/in de wei. Het boek De Recreatieve Stad, een uitgave uit 1979 roemt Het Vennenbos als goed voorbeeld van recreatie in het groen: ‘een voorheen saai productiebos werd veranderd in een ‘natuurlijk’ bos, door plaatselijk dennen te kappen en loofhout te planten’.

 

Tip: boek een week vakantiepark en laat je inspireren.

 

gerelateerd